Gerelateerd aan Genesis 2:8-9

Gerelateerd aan Genesis 2:8

Genesis 3:24

En nadat hij hem had weggejaagd, plaatste hij ten oosten van de tuin van Eden de cherubs en het heen en weer flitsende, vlammende zwaard. Zij moesten de weg naar de levensboom bewaken.
Gerelateerd aan Genesis 2:8

Ezechiel 28:13

Je leefde in Eden, in de tuin van God, en je was bekleed met een keur van edelstenen: met robijn, topaas en aquamarijn, met turkoois, onyx en jaspis, met saffier, granaat en smaragd, gevat in gouden zettingen. Op de dag dat je geschapen werd lagen ze klaar.
Gerelateerd aan Genesis 2:8

Genesis 4:16

Toen ging Kaïn bij de HEER vandaan en hij vestigde zich in Nod, een land ten oosten van Eden.
Gerelateerd aan Genesis 2:8

Genesis 13:10

Lot liet zijn blik rondgaan en zag hoe rijk aan water de hele Jordaanvallei was; voordat Sodom en Gomorra door de HEER werden verwoest, was de vallei tot aan Soar toe even waterrijk als de tuin van de HEER en als Egypte.
Gerelateerd aan Genesis 2:8

Joel 2:3

Hun voorhoede is een verterend vuur, hun achterhoede een verzengende vlam; als de tuin van Eden ligt het land voor hen, achter hen blijft een kale woestijn. Niets en niemand kan ontkomen.
Gerelateerd aan Genesis 2:8

2 Koningen 19:12

Gozan, Charan, Resef en de inwoners van Eden in Telassar, die door mijn voorouders werden uitgeroeid, zijn toch ook niet door hun goden gered?
Gerelateerd aan Genesis 2:8

Jesaja 51:3

De HEER troost Sion, hij biedt troost aan haar ruïnes. Hij maakt haar woestenij aan Eden gelijk, haar wildernis wordt als de tuin van de HEER. Het zal een oord zijn van vreugde en gejuich, waar muziek en lofzang klinken.
Gerelateerd aan Genesis 2:8

Ezechiel 31:16

Toen ik hem in het dodenrijk liet afdalen naar hen die zich al in het graf bevinden, beefden alle volken bij het geluid van zijn val. Maar in de onderwereld voelden de bomen van Eden zich getroost, de mooiste van de Libanon, alle waterdrinkers.
Gerelateerd aan Genesis 2:8

Ezechiel 27:23

(23-24) Ook de kooplieden van Charan, Kanne en Eden, en die van Seba, Assur en Kilmad handelden met je en verkochten je schitterende gewaden en mantels van blauwpurperen en bonte wol, kleden van tweekleurig weefsel en stevig gevlochten touwen.
Gerelateerd aan Genesis 2:8

Ezechiel 31:18

Wie is er aan jou gelijk, wie van de bomen in Eden is zo mooi en zo groot als jij? En toch word jij geveld, net als de bomen van Eden, en naar de onderwereld gebracht; daar zul je liggen te midden van de onbesnedenen, naast hen die door het zwaard zijn gevallen. Zo zal het de farao en heel zijn volk vergaan-spreekt God, de HEER."'
Gerelateerd aan Genesis 2:8

Ezechiel 31:8

Zelfs in de tuin van God was er geen ceder als hij, geen cipres met zulke takken, geen plataan met zulke twijgen, in de tuin van God was er geen boom zo mooi als hij.
Gerelateerd aan Genesis 2:9

Genesis 3:22

Toen dacht God, de HEER: Nu is de mens aan ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad. Nu wil ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven.
Gerelateerd aan Genesis 2:9

Openbaring 2:7

Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint zal ik laten eten van de levensboom die in Gods paradijs staat."
Gerelateerd aan Genesis 2:9

Openbaring 22:14

Gelukkig zijn zij die hun kleren wassen: zij kunnen over de levensboom beschikken en zullen de stad door de poorten binnengaan.
Gerelateerd aan Genesis 2:9

Genesis 3:3

‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’
Gerelateerd aan Genesis 2:9

Spreuken 11:30

Een rechtvaardig mens plant een levensboom, wie wijs is, neemt veel mensen voor zich in.
Gerelateerd aan Genesis 2:9

Genesis 2:17

maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.’
Gerelateerd aan Genesis 2:9

Spreuken 3:18

Ze is een levensboom voor wie haar omhelst, wie haar omarmt mag zich gelukkig prijzen.
Gerelateerd aan Genesis 2:9

Openbaring 22:2

In het midden van het plein van de stad en aan weerskanten van de rivier stond een levensboom, die twaalf vruchten gaf, elke maand zijn eigen vrucht. De bladeren van de boom brachten de volken genezing.
Gerelateerd aan Genesis 2:9

Ezechiel 47:12

Aan de oevers van de rivier zullen allerlei vruchtbomen opkomen, waarvan de bladeren niet zullen verwelken en de vruchten niet zullen opraken; elke maand zullen ze vrucht dragen. Het water stroomt immers uit het heiligdom. De vruchten zullen eetbaar zijn en de bladeren geneeskrachtig.'
1
2
Volgende