Gerelateerd aan Mattheüs 26:74
Gerelateerd aan Mattheüs 26:74
Openbaring 3:19
Iedereen die ik liefheb wijs ik terecht en bestraf ik. Zet u dus volledig in en breek met het leven dat u nu leidt.
Gerelateerd aan Mattheüs 26:74
1 Korinthe 16:22
Als iemand de Heer niet liefheeft-hij zij vervloekt! Maranata!
Gerelateerd aan Mattheüs 26:74
Mattheüs 10:28
Wees niet bang voor hen die wel het lichaam maar niet de ziel kunnen doden. Wees liever bang voor hem die in staat is én ziel én lichaam om te laten komen in de Gehenna.
Gerelateerd aan Mattheüs 26:74
Handelingen 23:12
Toen de dag aanbrak, verzamelde zich een groep Joden, die zwoeren dat ze niet zouden eten of drinken voor ze Paulus hadden gedood.
Gerelateerd aan Mattheüs 26:74
Johannes 18:27
Weer ontkende Petrus, en meteen kraaide er een haan.
Gerelateerd aan Mattheüs 26:74
Richteren 21:18
Maar wij kunnen hun onze dochters niet tot vrouw geven, want we hebben onder elkaar een vloek afgeroepen over ieder die een vrouw aan Benjamin geeft.'
Gerelateerd aan Mattheüs 26:74
Mattheüs 10:32
Iedereen die mij zal erkennen bij de mensen, zal ook ik erkennen bij mijn Vader in de hemel.
Gerelateerd aan Mattheüs 26:74
1 Samuel 14:24
Van de Israëlieten werd die dag het uiterste gevergd, want Saul had de soldaten onder ede bezworen: 'Vervloekt wie het waagt om vóór de avond iets te eten, voor ik me op mijn vijanden heb gewroken.' Dus nam niemand ook maar iets te eten.
Gerelateerd aan Mattheüs 26:74
Markus 14:30
Jezus antwoordde: ‘Ik verzeker je: juist jij zult me vannacht, nog voor de haan tweemaal gekraaid heeft, driemaal verloochenen.’
Gerelateerd aan Mattheüs 26:74
Johannes 21:15
Toen ze gegeten hadden, sprak Jezus Simon Petrus aan: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je mij lief, meer dan de anderen hier?’ Petrus antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Hij zei: ‘Weid mijn lammeren.’
Gerelateerd aan Mattheüs 26:74
Lukas 22:60
Maar Petrus zei: ‘Ik weet niet waar je het over hebt.’ En op datzelfde moment, terwijl hij nog sprak, kraaide er een haan.
Gerelateerd aan Mattheüs 26:74
Richteren 17:2
Op zekere dag zei hij tegen zijn moeder: 'Laatst is er toch elfhonderd sjekel zilver van u gestolen? U hebt toen in mijn bijzijn een vloek uitgesproken. Dat geld heb ik, ik heb het gestolen.' 'Moge de HEER je zegenen, mijn zoon, 'antwoordde zijn moeder.
Gerelateerd aan Mattheüs 26:74
Mattheüs 27:25
En heel het volk antwoordde: ‘Laat zijn bloed óns dan maar worden aangerekend, en onze kinderen!’
Gerelateerd aan Mattheüs 26:74
Markus 14:71
Maar hij begon te vloeken en zwoer: ‘Ik ken die man over wie jullie het hebben niet!’
Gerelateerd aan Mattheüs 26:74
Markus 14:68
Maar hij ontkende dat en zei: ‘Ik weet niet waar je het over hebt, ik begrijp echt niet wat je bedoelt.’ Hij ging naar buiten, naar het voorportaal, en er kraaide een haan.
Gerelateerd aan Mattheüs 26:74
Romeinen 9:3
Omwille van mijn volksgenoten, de broeders en zusters met wie ik mijn afkomst deel, zou ik bijna bidden zelf vervloekt te worden en van Christus gescheiden te zijn;