Gerelateerd aan Jesaja 45:7

Klinkt ooit in een stad de ramshoorn zonder dat haar inwoners bang worden? En geschiedt er ooit onheil in een stad zonder toedoen van de HEER?

Bezie het werk van God: wie maakt recht wat hij krom heeft gemaakt?

Maar Job zei tegen haar: 'Je woorden zijn de woorden van een dwaas. Al het goede aanvaarden we van God, zouden we dan het kwade niet aanvaarden?' Ondanks alles zondigde Job niet en sprak hij geen onvertogen woord.

De schepper van de bergen en de wind, hij die de mens zijn plan onthult, hij die de dageraad verduistert, hij die over de bergtoppen schrijdt-zijn naam is HEER, God van de hemelse machten.

(75:8) het is God die rechtspreekt en de een vernedert, de ander verheft.

Maar hij weet wat hij doet, hij brengt onheil en neemt zijn woord niet terug. Hij keert zich tegen dat verdorven volk en tegen hun metgezellen in het kwaad.

‘Medië, je bent mijn strijdhamer, mijn wapen in de strijd. Met jou verbrijzel ik volken, vernietig ik koninkrijken.

Eer hem, de HEER, jullie God, voordat het donker wordt en jullie struikelen in de bergen, voordat de duisternis intreedt en jullie hopen op het licht, terwijl hij het aardedonker maakt en alles hult in diepe duisternis.

Maar zijn vijanden jaagt hij het duister in, met een vloedgolf verwoest hij hun stad.

om datgene te doen waarvan u had bepaald en voorbestemd dat het moest gebeuren.

Dit zegt de HEER, die de zon heeft gemaakt als het licht voor de dag, de maan en sterren als de lichten voor de nacht, die de zee opzweept, zodat de golven bruisen, wiens naam is HEER van de hemelse machten:

Alle lichten die boven je aan de hemel stralen zal ik verduisteren, het zal donker zijn in je land-zo spreekt God, de HEER.

Zoek de HEER en leef. Anders zal hij als een vuur woeden in het land van Jozef, de vlammen zullen Betel verteren, en er zal niemand zijn om te blussen.

Als u het duister spreidt, valt de nacht, en alles wat leeft in het woud gaat zich roeren.

Denk ook aan de engelen die hun oorspronkelijke positie ontrouw werden en de hun toegewezen plaats verlieten: tot het oordeel op de grote dag houdt hij hen met onverbreekbare boeien in de onderwereld gevangen.

Wee Assyrië, gesel van mijn toorn, stok waarmee ik in mijn woede sla.

Maar als hij zwijgt, wie kan hem dan verstoren? Als hij zijn gelaat verbergt, wie kan hem dan aanschouwen? Over de mensen en de volken waakt hij evenzeer,

Stel dat ik dat land aan de wilde dieren prijsgeef, zodat het ontvolkt raakt en een woestenij wordt waar uit angst voor die dieren niemand doorheen durft te trekken,

De God die heeft gezegd: 'Uit de duisternis zal licht schijnen, 'heeft in ons hart het licht doen schijnen om ons te verlichten met de kennis van zijn luister, die afstraalt van het gezicht van Jezus Christus.

De ene keer zeg ik tegen een volk en een koninkrijk dat ik het zal uitrukken, verwoesten en ombrengen-