Gerelateerd aan 2 Samuel 3:6-39

Intussen was Sauls zoon Isboset door Abner, de zoon van Ner en opperbevelhebber van Saul, naar Machanaïm gebracht

(4:9) Roep de volken op: Bereid je voor op de strijd, laat je helden aantreden, laat al je strijders nu ten strijde trekken!

begaf Jehu zich met Jonadab, de zoon van Rechab, naar de tempel van Baäl en zei tegen de aanwezigen: 'Kijk goed om u heen of zich onder u geen dienaren van de HEER bevinden. Deze plechtigheid is uitsluitend bestemd voor de dienaren van Baäl.'

Trek zelf ten strijde en vecht zo hard u kunt, anders zal God u het onderspit laten delven. God bezit immers de macht om u te helpen, maar ook om u ten val te brengen.'

Wijsheid, inzicht, plannen, niets houdt stand tegen de HEER.

Wie niet met mij is, is tegen mij, en wie niet met mij samenbrengt, drijft uiteen.

Roep op tot de strijd, volken, beef van angst. Luister, volken van de verste hoeken van de aarde. Gord je wapens aan en beef van angst, ja, gord je wapens aan en beef van angst.

Daarom nam hij Armoni en Mefiboset, de twee zonen die Saul had gekregen bij Rispa, de dochter van Ajja, en de vijf zonen die Sauls dochter Merab had gekregen van Adriël, de zoon van Barzillai uit Mechola.

Achitofel sprak: 'Ga naar de bijvrouwen die uw vader heeft achtergelaten om voor het huis te zorgen. Dan zal heel Israël vernemen dat u uw vader hebt vernederd en zullen al uw aanhangers moed vatten.'

Batseba vroeg: 'Kan uw broer Adonia de hand krijgen van Abisag uit Sunem?'

'Wilt u aan Salomo, de koning, vragen of hij me de hand schenkt van Abisag uit Sunem? U zal hij het immers niet weigeren.'

Have en goed van je heer, en de vrouwen van je heer erbij, heb ik jou in de schoot geworpen; de heerschappij over Israël en Juda heb ik aan jou overgedragen. Als dat je te weinig is, zal ik er nog het een en ander aan toevoegen.

Opnieuw boog Mefiboset, en hij zei: 'Wie ben ik, heer, dat u zich bekommert om een dode hond als ik?'

Joabs broer Abisai zei tegen de koning: 'Hoe waagt dat hondsvot het mijn heer en koning te vervloeken? Uit de weg jullie, ik sla zijn kop eraf!'

Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je mij?’

(76:11) Wie in woede tegen u opstond, zal u loven, wie ontkwam aan uw woede, omgordt zich met gejuich.

En Samuël zei: 'Hierbij scheurt de HEER het koningschap over Israël van u los en geeft hij het aan iemand anders, iemand die waardiger is dan u.

God mag met mij doen wat hij wil als ik David niet zal bezorgen wat de HEER hem gezworen heeft:

Waartoe leidt het woeden van de volken, het rumoer van de naties? Tot niets.

(24:15) Tegen wie is de koning van Israël eigenlijk uitgerukt? Op wie maakt u jacht? Een dode hond, een nietige vlo!