Gerelateerd aan 1 Samuel 26:12

Toen liet God, de HEER, de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam hij een van zijn ribben weg; hij vulde die plaats weer met vlees.

Toen de zon op het punt stond onder te gaan, viel Abram in een diepe slaap. Opeens werd hij overweldigd door angst en diepe duisternis.

Want een geest van diepe slaap heeft de HEER over jullie uitgestort: hij heeft jullie ogen, de profeten, gesloten en jullie verstand, de zieners, verduisterd.

Gedekt door de duisternis slopen David en Abisai tussen de soldaten door. Daar, omringd door Abner en de soldaten, lag Saul te slapen, met zijn speer naast zijn hoofd in de grond gestoken.

(24:5) Davids mannen zeiden tegen hem: 'Dit is je kans! Dit is het moment waar de HEER op doelde toen hij zei: "Ik zal je vijand aan je uitleveren; je kunt met hem doen wat je goeddunkt."' David stond op en sneed stilletjes een reep van Sauls mantel af.

Die nacht kon de koning niet in slaap komen. Daarom gaf hij bevel de kronieken te brengen, het boek met de gedenkwaardige gebeurtenissen van het rijk. Daaruit liet hij zich voorlezen.