Gerelateerd aan Numeri 30:2

Breng God een dankoffer en doe wat je de Allerhoogste belooft.

Als je tot hem bidt, dan luistert hij, en je geloften los je in.

en mijn geloften aan de HEER inlossen in het bijzijn van heel zijn volk.

Toen de dag aanbrak, verzamelde zich een groep Joden, die zwoeren dat ze niet zouden eten of drinken voor ze Paulus hadden gedood.

(22:26) Van u komt mijn lofzang in de kring van het volk, mijn geloften los ik in bij wie u vrezen.

(5:3) Wanneer je God toch een gelofte doet, los die dan ook spoedig in. God is niet gesteld op dwazen. Los dus je geloften in.

Ik zal met offers uw huis binnengaan en doen wat ik u beloofd heb,

(30:4) Wanneer een vrouw de HEER belooft iets te zullen doen of de verplichting aangaat zich van iets te onthouden terwijl ze nog als meisje bij haar vader woont,

en mijn geloften aan de HEER inlossen in het bijzijn van heel zijn volk,

(55:21) Zo iemand verraadt zijn vrienden en verbreekt de broederband.

of die vergeet dat hij een onbezonnen eed heeft gezworen, ten goede of ten kwade, of hoe dan ook.

Wie God ondoordacht een belofte doet en zich pas later afvraagt of hij haar kan houden, zet een valstrik voor zichzelf.

(2:1) Daar, over de bergen, snelt een boodschapper. Hij kondigt vrede aan. Vier de feesten, Juda, los je geloften in, want nooit meer trekken schurken door je land, ze zijn volledig uitgeroeid.

Meteen toen hij haar zag scheurde hij zijn kleren en riep uit: 'Ach mijn kind, dat jij me deze slag moet toebrengen, dat juist jij het bent die me in het ongeluk stort! Ik heb de HEER een gelofte gedaan en daar kan ik niet op terugkomen.'

(76:12) Doe geloften aan de HEER, uw God, en los ze in. Allen rondom hem: breng gaven aan de Geduchte,

Ik roep God op als mijn getuige, ik zweer bij mijn leven dat ik van een tweede bezoek aan Korinte heb afgezien om u te sparen.

Maar u moet hen niet geloven: meer dan veertig van hen willen hem in een hinderlaag lokken. Ze hebben een eed gezworen dat ze pas weer zullen eten en drinken als ze hem vermoord hebben; ze staan al klaar en wachten alleen nog tot u hun verzoek hebt ingewilligd.’

Jullie hebben ook gehoord dat destijds tegen het volk werd gezegd: “Leg geen valse eed af, voor de Heer gedane geloften moeten worden ingelost.”

Zo zeggen jullie ook: “Wanneer iemand zweert bij het altaar, is dat niet geldig. Alleen wie zweert bij de offergave die daarop ligt, is aan die eed gebonden.”

Wee jullie, blinde leiders, jullie zeggen: “Wanneer iemand zweert bij de tempel, is dat niet geldig. Alleen wie zweert bij het goud van de tempel, is aan die eed gebonden.”