Gerelateerd aan Hosea 3:1

Zo begon de HEER te spreken tegen Hosea. De HEER zei tegen hem: 'Trouw een overspelige vrouw en verwek kinderen bij haar, want het land maakt zich schuldig aan overspel door zich van de HEER af te keren.'

Roep tegen het noorden: Kom terug, ontrouw Israël-spreekt de HEER -,dan zal ik mijn woede laten varen, want ik ben vol genade, niet eeuwig duurt mijn toorn- spreekt de HEER.

De HEER sprak: ‘Als een man van zijn vrouw scheidt en zij bij hem weggaat en de vrouw van een ander wordt, kan hij haar dan terugnemen? Wordt er dan geen smet op het land geworpen? Maar jij hebt met talloze minnaars overspel gepleegd, en je wilt toch weer bij me terugkomen? -spreekt de HEER.

Maar nee, zoals een vrouw die haar man bedriegt, zo heb jij mij bedrogen, volk van Israël! -spreekt de HEER.

Keer terug naar mij en laat je redden, ook jullie aan de einden der aarde; want ik ben God, er is geen ander.

Is Efraïm niet mijn geliefde zoon, is hij niet mijn oogappel? Telkens als ik over hem spreek rijst zijn beeld in mij op, dan raak ik diep bewogen. Ik móet mij over hem ontfermen- spreekt de HEER.

Wie is een God als u, die schuld vergeeft en aan zonde voorbijgaat? U blijft niet woedend op wie er van uw volk nog over zijn; liever toont u hun uw trouw.

Aan heel het volk, aan alle aanwezige Israëlieten, zowel de mannen als de vrouwen, liet hij brood, gedroogde dadels en rozijnen uitdelen. Daarna ging iedereen naar huis.

En ze deden de vreemde goden weg en dienden de HEER. Toen kon de HEER niet langer aanzien hoe moeilijk Israël het had.

zoals de ogen van een slaaf de hand van zijn heer volgen, en de ogen van een slavin de hand van haar meesteres, zo volgen onze ogen de HEER, onze God, tot hij ons genadig wil zijn.

Op de feestdag van onze koning verhitten ze de leiders met wijn tot die er ziek van worden, en intussen schudt de koning die verraders de hand!

Ze strekken zich naast de altaren uit op kleren die ze in onderpand hebben, en in het huis van hun God drinken ze wijn die als boete was ontvangen.

Daarom-zegt de HEER -keer ik vol erbarmen terug naar Jeruzalem. Mijn huis zal er worden herbouwd-spreekt de HEER van de hemelse machten-en met het meetlint in de hand zal een begin worden gemaakt met de wederopbouw van de stad.'

U kunt niet drinken uit de beker van de Heer en ook uit die van demonen, u kunt niet deelnemen aan de maaltijd van de Heer en ook aan die van demonen.

U hebt al genoeg tijd verspild aan allerlei zaken waarin de ongelovigen plezier hebben: losbandigheid, wellust, dronkenschap, bras- en slemppartijen en verwerpelijke afgodendienst.

Wees maar niet zo vrolijk, Israël, houd ermee op zo te jubelen als de andere volken: in overspel heb je je God verlaten; je was altijd uit op hoerenloon, overal waar graan werd gedorst.

Jezus zei tegen hem: ‘Vriend, ben je daarvoor gekomen?’ Daarop kwam de bende naderbij, ze grepen Jezus vast en namen hem gevangen.

Want u bent een volk dat aan de HEER, uw God, is gewijd. U bent door hem uitgekozen om, anders dan alle andere volken op aarde, zijn kostbaar bezit te zijn.

(54-55) Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar, zoals hij aan onze voorouders heeft beloofd: hij herinnert zich zijn barmhartigheid jegens Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid.’

Vele malen kwam hij hen bevrijden, maar zij volhardden in opstandig gedrag en zonken weg door eigen schuld.