Gerelateerd aan Richteren 20

Jefta ging met de oudsten mee naar Gilead, waar hij door het volk tot aanvoerder en leider werd aangesteld. En in Mispa herhaalde hij ten overstaan van de HEER nog eens alles wat hij had gezegd.

het koningschap afnemen van het huis van Saul en voor David een troon oprichten over Israël en over Juda, van Dan tot Berseba!'

Samuël riep het volk op om zich in Mispa voor de HEER te verzamelen.

De volksvergadering werd bijeengeroepen in Silo en er werd besloten om tegen Ruben, Gad en half Manasse ten strijde te trekken.

Daardoor kwam iedereen in Israël, van Dan tot Berseba, tot de erkenning dat Samuël door de HEER als profeet was aangewezen.

Daarna vroegen ze: 'Wie van ons heeft er niet deelgenomen aan de volksvergadering in Mispa?' De Israëlieten hadden namelijk plechtig gezworen dat ieder die niet naar het heiligdom van de HEER in Mispa was gekomen, ter dood zou worden gebracht.

De koning zei tegen Joab, de opperbevelhebber van zijn leger: 'Ga alle stammen van Israël af, van Dan tot Berseba, en schrijf de weerbare mannen in, zodat ik weet hoe groot mijn leger is.'

verzamelde het voltallige volk zich op het plein voor de Waterpoort. Men vroeg Ezra, de schrijver, het boek te halen met de wet van Mozes, de wet die de HEER aan Israël had opgelegd.

De Ammonieten brachten een leger op de been en sloegen hun kamp op in Gilead. De Israëlieten verzamelden zich en sloegen hun kamp op in Mispa.

De Rubenieten en de Gadieten bezaten bijzonder veel vee. Toen ze zagen dat het gebied van Jazer en Gilead bij uitstek geschikt was om er vee te houden,

(19:15) Op die manier won hij de Judeeërs als één man voor zich. Ze stuurden bericht naar de koning: 'Keer terug, met al uw aanhangers.'

Ze noemden hun stad Dan, naar hun stamvader, een van de zonen van Israël; daarvoor heette die stad Laïs.

Zo sloten de Israëlieten zich aaneen om als één man tegen Gibea op te trekken.

Toen zei Samuël: 'Laat iedereen naar Mispa komen, dan zal ik voor u tot de HEER bidden.'

Voor de aanvang van de strijd gingen de Israëlieten naar Betel om God te raadplegen: 'Wie van ons moet als eerste oprukken tegen de Benjaminieten?' vroegen ze. 'Juda, 'antwoordde de HEER.

De koning zei tegen Joab en tegen de bevelhebbers van het leger: 'Houd in Israël een volkstelling, van Dan tot Berseba, en breng mij de uitslag, zodat ik weet hoe groot het is.'

Hij greep een span ossen en hieuw de dieren aan stukken. Hij gaf de stukken vlees aan de boden mee en liet in heel Israël rondzeggen: 'Zo zal het de runderen vergaan van ieder die niet met Saul en Samuël ten strijde trekt!' Beducht voor de HEER trokken de Israëlieten als één man ten strijde.

(13:13) Wanneer in een van de steden die u van de HEER, uw God, krijgt om u daar te vestigen, het gerucht de ronde doet

Daarop ging het voltallige leger van de Israëlieten naar Betel. Ze vastten de hele dag en klaagden op de grond gezeten hun leed ten overstaan van de HEER. Toen de avond was gevallen, brachten ze de HEER brandoffers en vredeoffers.

en door hem uitgeroepen tot koning van Gilead, van Aser en Jizreël, van Efraïm en Benjamin, kortom, van heel Israël.