Gerelateerd aan Psalmen 90:1

Van oudsher is God een schuilplaats, zijn armen dragen u voor eeuwig. Hij dreef uw vijand op de vlucht en droeg u op: “Vernietig hem!”

Maar geef daarop dit antwoord: "Dit zegt God, de HEER: Al heb ik hen weggevoerd naar verre volken, al heb ik hen over vele landen verspreid en al kunnen ze mij in die landen niet in een tempel vereren,

Wees de rots waarop ik kan wonen, waar ik altijd heen kan gaan. U hebt mijn redding bevolen, mijn rots en mijn burcht, dat bent u.

Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont en overnacht in de schaduw van de Ontzagwekkende,

Een kunstig lied van de Ezrachiet Etan. (89:2) Van uw liefde, HEER, wil ik eeuwig zingen, van uw trouw getuigen, geslacht na geslacht.

De HEER zei tegen Mozes:

De HEER antwoordde: 'Moet ik dan zelf meegaan om je gerust te stellen?'

Wij hebben Gods liefde, die in ons is, leren kennen en vertrouwen daarop. God is liefde. Wie in de liefde blijft, blijft in God, en God blijft in hem.

U bent mijn toevlucht, HEER. Als je mag wonen bij de Allerhoogste,

Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik blijf in hem.

Hij zal een heiligdom zijn, maar ook de steen waaraan men zich stoot, de rots waarover de twee koningshuizen van Israël struikelen, de valstrik en het net waarin de inwoners van Jeruzalem verstrikt raken.

Maar jij, een dienaar van God, moet je hier verre van houden. Streef naar rechtvaardigheid, vroomheid, geloof, liefde, volharding en zachtmoedigheid.

Dit is de zegen die Mozes, de godsman, uitsprak over de stammen van Israël, voor hij stierf.

Hij stond al bij het altaar klaar, toen er een godsman uit Juda aankwam die door de HEER gezonden was.