Gerelateerd aan Psalmen 8:4

HEER, wat is de mens dat u om hem geeft, de sterveling dat u aan hem denkt?

Waarom acht u de mens zo hoog? Waarom krijgt hij al die aandacht van u?

Veeleer geldt dit getuigenis, ooit door iemand afgelegd: ‘Wat is de mens dat u aan hem denkt, het mensenkind dat u naar hem omziet?

Wat vermag dan de mens, een worm slechts, wat kan het mensenkind, een made!'

Ik, ik ben het die jullie troost. Hoe kun je dan bang zijn voor een sterveling, voor een mensenkind dat vergaat als gras?

Zou God werkelijk bij de mensen op aarde kunnen wonen? Zelfs de hoogste hemel kan u niet bevatten, laat staan dit huis dat ik voor u heb gebouwd.

Vertrouw niet op mensen met macht, op een sterveling bij wie geen redding is.

Jezus zei tegen hem: ‘De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.’

De volken betekenen niets in zijn ogen, voor hem zijn ze minder dan niets.

'Heb je het gezien, mensenkind?' vroeg hij mij. 'En nog gruwelijker dingen zal ik je laten zien!'

(4:3) Machtigen, hoe lang nog maakt u mij te schande, is de schijn u lief, de leugen uw leidraad? sela

Ze zullen je met de grond gelijk maken en je kinderen verdelgen, en ze zullen geen steen op de andere laten, omdat je de tijd van Gods ontferming niet hebt herkend.’

(80:18) Leg uw hand op uw beschermeling, het mensenkind dat u hebt grootgebracht.

‘Geprezen zij de Heer, de God van Israël, hij heeft zich om zijn volk bekommerd en het verlost.

Denk aan mij, HEER, uit liefde voor uw volk, zie naar mij om wanneer u het komt redden,

De HEER zag om naar Sara zoals hij had beloofd, hij gaf haar wat hij had toegezegd: