Gerelateerd aan Psalmen 72:4

Over de zwakken velt hij een rechtvaardig oordeel, de armen in het land geeft hij een eerlijk vonnis. Hij tuchtigt de aarde met de gesel van zijn mond, met de adem van zijn lippen doodt hij de schuldigen.

Ikzelf zal mijn schapen weiden en ze laten rusten-spreekt God, de HEER.

Een wijze koning zift de goddelozen uit, hij laat het rad over hen heen gaan.

Juich om haar, hemel, juich heiligen, apostelen en profeten! Het vonnis dat zij jullie had toebedacht, heeft God aan haar voltrokken.'

God maakt korte metten met de machtigen en stelt anderen in hun plaats.

Jij kunt ze breken met een ijzeren staf, ze stukslaan als een aarden pot.'

Ik, ik ben het die jullie troost. Hoe kun je dan bang zijn voor een sterveling, voor een mensenkind dat vergaat als gras?

Maar ook vloeide in deze stad het bloed van profeten en heiligen, van al degenen die op aarde werden geslacht.'

want zijn vonnis is betrouwbaar en rechtvaardig. Hij heeft immers de grote hoer, die door haar ontucht de wereld in het verderf heeft gestort, veroordeeld en het bloed van zijn dienaren op haar gewroken.'

Zij vertrappen uw volk, HEER, onderdrukken uw liefste bezit,

U zag hoe een steen losraakte, zonder dat er een mensenhand aan te pas kwam, hoe de steen tegen de ijzeren en lemen voeten van het beeld sloeg en ze verbrijzelde.

‘Medië, je bent mijn strijdhamer, mijn wapen in de strijd. Met jou verbrijzel ik volken, vernietig ik koninkrijken.

en daarmee was het verbroken. De veehandelaars, die goed op mij letten, begrepen dat ik dit deed in opdracht van de HEER.

blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt.

hij staat de armen ter zijde en redt hen uit de greep van hun rechters.

Ik zal de wacht betrekken en mijn land beschermen tegen doortrekkende legers. Geen tiran zal het nog binnenvallen, want nu waak ik er met eigen ogen over.

Hij zal bevrijden wie arm is en om hulp roept, wie zwak is en geen helper heeft.

'Hoe lang blijven jullie mij nog pijnigen, hoe lang nog martelen met woorden?

(9:3) Het juk dat op hen drukte, de stok op hun schouder, de zweep van de drijver, u hebt ze verbrijzeld, zoals Midjan destijds.

Doe met haar wat zij met anderen deed, ja laat haar dubbel boeten. Laat haar het dubbele drinken uit de beker waaruit zij anderen te drinken gaf.