Gerelateerd aan Psalmen 62:4

Ruk mij niet weg met de kwaadwilligen, met hen die onrecht doen, die hun vrienden vrede wensen, maar in hun hart zinnen op kwaad.

(55:22) Zijn mond is glad als boter, maar vijandig is zijn hart, zijn woorden, zachter dan olie, zijn een getrokken dolk.

(5:10) Onwaarheid komt uit hun mond, onheil huist in hun hart, een open graf is hun keel, gespleten is hun tong.

Innerlijk stem ik vol vreugde in met de wet van God,

u hebt door de heilige Geest, bij monde van onze voorvader David, uw dienaar, gezegd: “Waarom snoeven de volken en beramen de volksstammen zinloze plannen?

Ze zeiden: ‘Wat moeten we met hen doen? Voor alle inwoners van Jeruzalem is het duidelijk dat ze een wonder hebben verricht, en wij kunnen dat niet ontkennen.

En hoewel ze het vonnis van God kennen en weten dat mensen die dergelijke dingen doen de dood verdienen, doen ze dit alles toch. Sterker nog, ze juichen het zelfs toe dat anderen het ook doen.

Buiten is de plaats voor de honden die zich bezighouden met toverij en ontucht, met moord en afgodendienst, voor iedereen die de leugen koestert en ernaar handelt.

Waartoe leidt het woeden van de volken, het rumoer van de naties? Tot niets.

(51:8) maar u wilt dat waarheid mij vervult, u leert mij wijsheid, diep in mijn hart.

Ze hielden hem echter in de gaten en stuurden er spionnen op uit die zich als rechtvaardigen moesten voordoen, in de hoop hem op een onwettige uitspraak te betrappen, zodat ze hem konden uitleveren aan de overheid, aan het gezag van de prefect.

Uw vader is de duivel, en u doet maar al te graag wat uw vader wil. Hij is vanaf het begin een moordenaar geweest. Hij hoort niet bij de waarheid, omdat er geen waarheid in hem is. Wanneer hij liegt, spreekt hij zoals hij is: een aartsleugenaar, de vader van de leugen.

Met hun zonden doen ze de koning een plezier, met hun leugens vermaken ze de leiders.

Toen Herodes begreep dat hij door de magiërs misleid was, werd hij verschrikkelijk kwaad, en afgaande op het tijdstip dat hij van de magiërs had gehoord, gaf hij opdracht om in Betlehem en de wijde omgeving alle jongetjes van twee jaar en jonger om te brengen.

Koning Herodes schrok hevig toen hij dit hoorde, en heel Jeruzalem met hem.

Diezelfde dag kwamen er Sadduceeën, die beweren dat er geen opstanding uit de dood is, naar hem toe. Ze stelden hem deze vraag:

Maar de Heer zei tegen hem: ‘Ach, jullie Farizeeën! De buitenkant van de beker en de schotel reinigen jullie, maar jullie eigen binnenkant is vol roofzucht en slechtheid.

Een rechtvaardige verafschuwt leugens, door zijn schandelijke praatjes staat een goddeloze in een kwade reuk.

ogen die hooghartig kijken en een tong die liegt, handen die onschuldig bloed vergieten

(52:5) Je hebt het kwade lief, meer dan het goede, de leugen meer dan de waarheid. sela