Gerelateerd aan Psalmen 10:7

(7:15) Hij draagt verderf onder het hart, zwanger van onheil baart hij bedrog.

Hoewel het kwaad hem zoet smaakt in de mond en hij het verbergt onder zijn tong,

(59:13) Zonde is de taal uit hun mond, het woord van hun lippen. Laat hen stikken in hun trots, in hun vloeken en leugens.

(140:4) Hun tong is scherp als die van een slang, achter hun lippen schuilt het gif van een adder. sela

(52:6) Je houdt van woorden die pijn doen, van een tong die bedriegt.

Onze tong is net zo'n vlam: een wereld van onrecht, die onze lichaamsdelen in brand steekt. Want hij besmet het hele lichaam, hij steekt het rad van het leven in brand, met vuur uit de Gehenna.

Ze spotten, spreken kwaad en dreigen vanaf hun hoge zetels,

(36:4) Hij spreekt woorden van onheil en bedrog en blijft ver van wat wijs en goed is,

(64:4) Ze scherpen hun tong als een mes, ze richten hun pijl, een giftig woord,

(41:7) Wie mij bezoekt, heeft mooie woorden, maar zijn hart is vol kwade gedachten; staat hij buiten, hij spreekt ze uit.

(140:10) Dat het hoofd van mijn belagers wordt getroffen door de vloek van hun lippen.

die leugens spreken met hun mond, bedrog verbergen in hun handen.

Houd me ver van leugen en bedrog. Maak me niet arm, maar ook niet rijk, voed me slechts met wat ik nodig heb.

Hun keel is een open graf, hun tong is bedrieglijk, achter hun lippen schuilt het gif van een adder,

(58:4) Van de moederschoot af zijn ze van God vervreemd, van hun geboorte af dwalen die leugenaars.

Zij verwekken ongeluk en baren kwaad, in hun schoot groeit het bedrog.'

Wees allen op je hoede voor vrienden, verlaat je niet op je broers. Elke broer bedriegt als Jakob, elke vriend strooit lasterpraat rond.

(62:5) Zij willen hem van zijn hoogte storten, de leugen is hun lust en hun leven, een zegenwens ligt op hun lippen, maar in hun hart verbergt zich een vloek. sela

Geen aanklacht is nog zuiver, geen rechtszaak wordt eerlijk gevoerd. Ze vertrouwen op leegte en spreken bedrieglijke taal, ze zijn zwanger van onrecht en baren misdaad.

(5:10) Onwaarheid komt uit hun mond, onheil huist in hun hart, een open graf is hun keel, gespleten is hun tong.