Gerelateerd aan Lukas 17:15-16

Toen zei Jezus: ‘Zijn er niet tien gereinigd? Waar zijn de negen anderen?

(30:12) U hebt mijn klacht veranderd in een dans, mijn rouwkleed weggenomen, mij in vreugde gehuld.

de HEER heeft mij gestraft, maar mij niet prijsgegeven aan de dood.

hij zond zijn woord en genas hen, ontrukte hen aan het graf.

Van David. Prijs de HEER, mijn ziel, prijs, mijn hart, zijn heilige naam.

Toen zei de man: ‘Ik geloof, Heer, ‘en hij boog zich voor Jezus neer.

Maar hij die leeft-leeft! -zal u loven, zoals ik doe op deze dag. Ouders laten hun kinderen weten hoe trouw u bent.

Later kwam Jezus hem tegen in de tempel en toen zei hij tegen hem: ‘U bent nu gezond; zondig daarom niet meer, anders zal u iets ergers overkomen.’

Omstreeks dezelfde tijd werd Jechizkia dodelijk ziek. Hij bad tot de HEER, en deze antwoordde hem en gaf hem een teken.

Hoe kan ik de HEER vergoeden wat hij voor mij heeft gedaan?

Een psalm. Een lied bij de inwijding van de tempel. Van David. (30:2) Hoog wil ik u prijzen, HEER, want u hebt mij gered en mijn vijand geen reden gegeven tot vreugde.

Bij het zien hiervan werden de mensen met ontzag vervuld en ze loofden God, om de macht die hij aan mensen heeft verleend.

Deze twaalf zond Jezus uit, en hij gaf hun de volgende instructies: ‘Sla niet de weg naar de heidenen in en bezoek geen Samaritaanse stad.

Ik wierp me aan zijn voeten neer om hem te aanbidden, maar hij zei: 'Doe dat niet! Ik ben een dienaar zoals jij en zoals je broeders en zusters die van Jezus getuigen. Je moet God aanbidden.' Want getuigen van Jezus is profeteren.

Filippus ging naar de stad Samaria, en verkondigde hun de messias.

Hij stuurde boden voor zich uit. In een Samaritaans dorp, waar ze kwamen om zijn komst voor te bereiden,

Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.’

De vier wezens antwoordden: 'Amen, 'en de oudsten wierpen zich in aanbidding neer.

De vrouw antwoordde: ‘Hoe kunt u, als Jood, mij om drinken vragen? Ik ben immers een Samaritaanse!’ Joden gaan namelijk niet met Samaritanen om.

De vierentwintig oudsten en de vier wezens wierpen zich neer voor God, die op de troon zit, en aanbaden hem met de woorden: 'Amen! Halleluja!'