Gerelateerd aan Jozua 10

Tegelijkertijd werd het vanuit de stad door de achterhoede aangevallen, zodat het door de Israëlieten was omsingeld. Israël doodde de soldaten van Ai tot er niemand meer over was,

Jozua sloot een vredesverdrag met hen en beloofde hun dat hun leven zou worden gespaard. De stamhoofden bekrachtigden dit met een eed.

En Melchisedek, de koning van Salem, liet brood en wijn brengen. Hij was een priester van God, de Allerhoogste,

en doodden alles wat erin was, zowel mannen als vrouwen, zowel kinderen als bejaarden, zowel runderen en schapen als ezels.

Doe met Ai en de koning hetzelfde als wat je met Jericho en de koning hebt gedaan. Maar nu mogen jullie de goederen en het vee voor jezelf buitmaken. Laat een troepenmacht zich verdekt achter de stad opstellen.'

want er was geen enkele stad die een vredesverdrag met de Israëlieten had gesloten, behalve Gibeon, de stad van de Chiwwieten. Er viel Israël niets zonder slag of stoot in handen.

Want deze Melchisedek, koning van Salem en priester van de allerhoogste God, ging Abraham tegemoet toen deze terugkeerde van zijn overwinning op de koningen, en zegende hem,

Ze zeiden hem: 'De HEER heeft ons het hele land in handen gegeven, de inwoners zijn doodsbang voor ons.'

Alle volken hoorden het, alle volken huiverden, de Filistijnen beefden, ze krompen van angst ineen,

Er zal niemand zijn die tegen u kan standhouden. De HEER, uw God, laat in het land dat u binnengaat iedereen van angst voor u beven, zoals hij u heeft beloofd.

Huiveringwekkend is het te vallen in de handen van de levende God!

Alle andere volken zullen opmerken dat u de HEER toebehoort, en ze zullen hoog tegen u opzien.

David had aan Achis gevraagd: 'Heer, wees zo goed mij een van de stadjes op het platteland ter beschikking te stellen om in te wonen. Wie ben ik, dat ik bij u in de koningsstad zou wonen?'

(48:5) Koningen sloten zich aaneen, samen trokken zij ten strijde.

Ondertussen had Joab de Ammonieten in Rabba belegerd. Toen hij de koningsburcht had omsingeld,

Koningen, machthebbers, legeraanvoerders, rijken, aanzienlijken, slaven en vrije mensen, iedereen trachtte zich te verbergen in grotten en tussen de rotsen in de bergen.

Wat een goddeloze vreest, overkomt hem, een rechtvaardige ontvangt wat hij verlangt.

'Ik weet, 'zei ze tegen hen, 'dat de HEER dit land aan jullie heeft gegeven. Wij zijn door angst overmand. Alle inwoners van dit land zijn doodsbang voor jullie,

en kunnen we niet anders dan huiverend wachten op het oordeel en op het vuur dat de tegenstanders gretig zal verslinden.

Daarom lach ik om je ongeluk, schater ik het uit om je ellende,