Gerelateerd aan Johannes 10:8

'Mensenkind, profeteer tegen de herders van Israël, profeteer en zeg tegen hen: "Dit zegt God, de HEER: Wee jullie, herders van Israël, want jullie hebben alleen jezelf geweid! Horen herders niet hun schapen te weiden?

De vorsten in de stad waren als leeuwen die grommend hun prooi verscheuren: ze verslonden mensen, ze roofden schatten en kostbaarheden, veel vrouwen maakten ze tot weduwen.

Want al mijn wachters zijn blind, ze merken niets; ze zijn stom als waakhonden die niet kunnen blaffen: vadsig en hijgend liggen ze daar, ze willen alleen maar luieren.

Immers, enige tijd geleden wierp Teudas zich op als een man die het volk zou leiden, en ongeveer vierhonderd mensen sloten zich bij hem aan; hij werd gedood, zijn aanhang viel uiteen en verdween in het niets.

‘Waarachtig, ik verzeker u: wie de schaapskooi niet binnengaat door de deur maar ergens anders naar binnen klimt, is een dief of een rover.

Mijn schapen luisteren naar mijn stem, ik ken ze en zij volgen mij.

Iemand anders volgen ze niet, ze lopen juist van hem weg omdat ze de stem van een vreemde niet kennen.’

Ik zal immers in dit land een herder laten optreden die zich om het verdoolde schaap niet bekommert en het afgedwaalde niet zoekt, die het gekwetste niet geneest en het gezonde niet verzorgt, maar die het vlees van de vette dieren opeet en afkluift tot op het bot.'

Wee de herders die de schapen van mijn weiden in het verderf storten en laten verdwalen-spreekt de HEER.

Dit heeft de HEER, mijn God, gezegd: 'Weid de schapen die voor de slacht bestemd zijn.

Haar leiders zijn brullende leeuwen, haar rechters wolven in de avond die 's ochtends niets meer te kluiven hebben.