Gerelateerd aan Job 30:1

Een mikpunt van spot ben ik voor mijn vrienden, terwijl ik God aanroep en op zijn antwoord wacht! Spot valt hem ten deel die onberispelijk en rechtvaardig is.

(69:13) In de stadspoort wordt over mij gepraat, en de liedjes van drinkers spotten met mij.

De mensen zullen elkaar verdringen, man tegen man, de een tegen de ander; een kind staat op tegen zijn ouders, een nietsnut tegen een man van eer.

Ze trokken hem een purperen gewaad aan, vlochten een kroon van doorntakken en zetten hem die op.

Toen begonnen sommigen hem te bespuwen; ze blinddoekten hem en sloegen hem in het gezicht en zeiden tegen hem: ‘Profeteer nu maar!’, en ook de dienaren onthaalden hem op vuistslagen.

Maar toen ik dreigde te vallen, verheugden zij zich, ze liepen te hoop en sloegen me onverwachts neer, ze hadden me willen verscheuren,

Van Jericho ging Elisa naar Betel. Toen hij naar de stad omhoog liep, rende een troep kinderen op hem af die hem uitlachten en schreeuwden: 'Kaalkop, kaalkop! Zet 'm op, zet 'm op!'

Het volk stond toe te kijken. De leiders hoonden hem en zeiden: ‘Anderen heeft hij gered; laat hij nu zichzelf redden als hij de messias van God is, zijn uitverkorene!’

Mijn verwanten heeft hij van mij verwijderd, ik word verloochend door mijn vrienden.

Maar de Joden die het geloof niet hadden aanvaard, werden vervuld van jaloezie en riepen enkele raddraaiers te hulp, die een volksoploop veroorzaakten en grote beroering in de stad teweegbrachten. Ze trokken naar het huis van Jason om Paulus en Silas aan een volksgericht te onderwerpen,

Maar ze begonnen met zijn allen luidkeels te schreeuwen: ‘Weg met hem! Laat Barabbas vrij!’

Een van hun eigen profeten, zelf een Kretenzer, heeft gezegd: 'Kretenzers zijn onverbeterlijke leugenaars, gemene beesten, vadsige vreters.'

trokken de jongeren zich terug zodra ze me zagen, en stonden de ouderen op om mij te begroeten.

Een van de gekruisigde misdadigers zei spottend tegen hem: ‘Jij bent toch de messias? Red jezelf dan en ons erbij!’

en zei tegen hen: ‘U hebt die man voor mij gebracht als iemand die het volk van het rechte pad afbrengt, maar u weet dat ik hem, toen ik hem in uw bijzijn verhoorde, aan geen van de zaken waarvan u hem beticht schuldig heb bevonden.