Gerelateerd aan Jesaja 66:3

Wat moet ik met al jullie offers? zegt de HEER. Ik heb genoeg van die schapen, die vetgemeste kalveren; het bloed van stieren, rammen en bokken wil ik niet meer.

Ik heb een afkeer van jullie feesten, ik wijs ze af, jullie samenkomsten verdraag ik niet.

jullie zal ik voor het zwaard bestemmen, ieder van jullie zal knielen voor de slacht. Want ik heb geroepen, maar jullie antwoordden niet, ik heb gesproken, maar jullie luisterden niet; jullie deden wat slecht is in mijn ogen, en jullie verkozen wat ik niet wil.

Het offer van de goddelozen is de HEER een gruwel, het gebed van de oprechten is hem welgevallig.

Hij moet het offer naar de priesters, de zonen van Aäron, brengen. De priester neemt een handvol van de bloem en de olie, samen met alle wierook, en verbrandt dit als teken voor de hele offergave op het altaar, als een geurige gave die de HEER behaagt.

Zij die zich wijden en reinigen om zich naar de tuinen te begeven, iemand uit de kring achterna, en zij die vlees van zwijnen en muizen of ander onrein gedierte eten, samen zullen zij ten onder gaan-spreekt de HEER.

Een volk dat mij openlijk tergt, telkens opnieuw: ze ontsteken offers in tuinen en branden wierook op branders van aardewerk,

Verkoos men andere goden, dan stond de vijand voor de poorten; ons leger telde veertigduizend man, maar van schild of speer geen spoor.

(23:19) U mag in de tempel van de HEER, uw God, geen hoerenloon of schandegeld gebruiken voor het inlossen van een gelofte, want de HEER, uw God, heeft van beide een afschuw.

Het offer van de goddelozen is een gruwel, vooral als de bedoeling slecht is.

En zwijnen hebben wel gespleten hoeven, maar herkauwen niet; daarom moet u ook die als onrein beschouwen. Eet geen vlees dat van zulke dieren afkomstig is en raak hun kadavers niet aan.

Mijn toorn was op hun zondige hebzucht gericht, ik heb hen gestraft en me in mijn woede verborgen. Maar zij gingen onverdroten voort op de weg die ze zelf hadden gekozen.

Roep die goden maar te hulp aan wie jullie de voorkeur hebben gegeven. Laten zij jullie nu maar uitkomst brengen!'