Gerelateerd aan Jesaja 51:3

Juich, hemel! Jubel, aarde! Bergen, breek uit in gejuich! De HEER heeft zijn volk getroost, hij heeft zich over de armen ontfermd.

Breek uit in gejubel, ruïnes van Jeruzalem, want de HEER troost zijn volk, hij koopt Jeruzalem vrij.

Hun voorhoede is een verterend vuur, hun achterhoede een verzengende vlam; als de tuin van Eden ligt het land voor hen, achter hen blijft een kale woestijn. Niets en niemand kan ontkomen.

Lot liet zijn blik rondgaan en zag hoe rijk aan water de hele Jordaanvallei was; voordat Sodom en Gomorra door de HEER werden verwoest, was de vallei tot aan Soar toe even waterrijk als de tuin van de HEER en als Egypte.

zullen vreugdezangen klinken, zullen bruid en bruidegom van blijdschap zingen, zal te horen zijn: “Loof de HEER van de hemelse machten, want hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw.” Er zullen dankoffers worden gebracht naar de tempel van de HEER, want ik keer het lot van Juda ten goede en maak het weer als vroeger-zegt de HEER.

Wie dorstig zijn, zal ik verkwikken; wie uitgeput zijn, geef ik kracht.’

Zij komen juichend naar de Sion, stralend van vreugde om de gaven van de HEER: koren, wijn, olijfolie, en geiten, schapen, koeien. Zij gedijen als een waterrijke hof, nooit meer zal het hun aan iets ontbreken.

Jubel, vrouwe Sion, zing van vreugde, Israël, juich met heel je hart, vrouwe Jeruzalem!

Het verzengde land wordt een waterplas, dorstige grond wordt waterrijk gebied; waar eenmaal jakhalzen huisden, maakt dor gras plaats voor riet en biezen.

Troost, troost mijn volk, zegt jullie God.

U hebt hem lief zonder hem ooit gezien te hebben; en zonder hem nu te zien gelooft u in hem en ervaart u een onuitsprekelijke, hemelse vreugde,

Zelfs in de tuin van God was er geen ceder als hij, geen cipres met zulke takken, geen plataan met zulke twijgen, in de tuin van God was er geen boom zo mooi als hij.

Ik laat op kale heuvels rivieren ontspringen en bronnen in de valleien. In de woestijn laat ik meren ontstaan, uit dorre grond borrelt water op.

(102:14) U zult opstaan en u over Sion ontfermen, de tijd van genade is gekomen, dit is het uur,

die het woord van zijn dienaar bevestigt en vervult wat zijn boden hebben voorzegd. Die van Jeruzalem zegt: ‘Het zal weer bewoond worden, ‘en van Juda’s steden: ‘Ze zullen herbouwd worden, en wat verwoest was, laat ik herrijzen.’

Op die dag zal men zeggen: ‘Hij is onze God! Hij was onze hoop: hij zou ons redden. Hij is de HEER, hij was onze hoop. Juich en wees blij: hij heeft ons gered!’

God, de HEER, legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste hij de mens die hij had gemaakt.

Dit zegt de HEER: In het uur van mijn genade geef ik je antwoord, op de dag van de redding zal ik je helpen. Ik zal je behoeden, ik neem je in dienst voor mijn verbond met de mensen, om het land weer op te richten, om het verlaten erfgoed in eigendom terug te geven,

Ik, ik ben het die jullie troost. Hoe kun je dan bang zijn voor een sterveling, voor een mensenkind dat vergaat als gras?

De woestijn zal zich verheugen, de dorre vlakte vrolijk zijn, de wildernis zal jubelen en bloeien,