Gerelateerd aan Jesaja 26

Van geweld in je land wordt niets meer vernomen, noch van verwoesting en rampspoed binnen je grenzen. Je zult je muren Redding noemen en je poorten Faam.

De HEER laat overal horen, tot aan de einden der aarde: ‘Verkondig aan vrouwe Sion: “Je redder komt! Zijn loon heeft hij bij zich, zijn beloning gaat voor hem uit.”’

zullen vreugdezangen klinken, zullen bruid en bruidegom van blijdschap zingen, zal te horen zijn: “Loof de HEER van de hemelse machten, want hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw.” Er zullen dankoffers worden gebracht naar de tempel van de HEER, want ik keer het lot van Juda ten goede en maak het weer als vroeger-zegt de HEER.

Op die dag zal men zeggen: ‘Hij is onze God! Hij was onze hoop: hij zou ons redden. Hij is de HEER, hij was onze hoop. Juich en wees blij: hij heeft ons gered!’

Op die dag zal de HEER ingrijpen: hij trekt zijn groot en machtig zwaard tegen Leviatan, de snelle, kronkelende slang, en hij zal Leviatan doden, het monster in de zee.

(48:13) Ga rond Sion, trek eromheen, tel zijn torens.

(31:22) Geprezen zij de HEER om zijn trouw, hij heeft een wonder voor mij verricht, hij ontzette mij als een belegerde stad.

Die dag zongen Debora en Barak, de zoon van Abinoam, dit lied:

Israël zong toen dit lied: 'Wel op, bron! Zing voor de bron,

en zing met elkaar psalmen, hymnen en liederen die de Geest u ingeeft. Zing en jubel met heel uw hart voor de Heer

De HEER is mijn sterkte, hij is mijn beschermer, de HEER kwam mij te hulp. Hij is mijn God, hem wil ik eren, de God van mijn vader, hem loof en prijs ik.

Op die dag zal de HEER afrekenen in de hemel met de machten van de hemel, en op aarde met de vorsten van de aarde.

En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen.

Zij dankten en prezen de HEER, en ze zongen in beurtzang: 'Hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw aan Israël.' Heel het volk begon daarop luid te juichen en de HEER te prijzen omdat de fundamenten van de tempel van de HEER werden gelegd.

Op die dag zul je zeggen: ‘Ik zal u loven, HEER. U bent woedend op mij geweest, maar uw toorn is geweken, u troost mij.

Op die dag zullen de mensen de afgoden, gesmeed van hun zilver en goud, gemaakt om te vereren, prijsgeven aan ratten en vleermuizen.

(2:9) Ik zal zelf rondom de stad een muur van vuur zijn-spreekt de HEER -en haar met mijn luister vullen.'

Hierna hoorde ik in de hemel een geweldige stem als van een grote menigte zeggen: 'Halleluja! De redding, de eer en de macht zijn van onze God,

Dit zijn de woorden van het lied dat David voor de HEER aanhief toen de HEER hem aan de greep van zijn vijanden had ontrukt, ook aan die van Saul.

Ze had een grote, hoge muur met twaalf poorten en bij elke poort stond een engel. Op de poorten waren namen geschreven: de namen van de twaalf stammen van Israëls zonen.