Gerelateerd aan Jeremia 32:38

Ik geef hun het inzicht dat ik de HEER ben; als ze met heel hun hart naar mij terugkeren, zullen zij mijn volk zijn en zal ik hun God zijn.

Dan zal ik hen eensgezind maken en hun een nieuwe geest geven; ik zal hun versteende hart uit hun lichaam halen en hun er een levend hart voor in de plaats geven.

Maar dit is het verbond dat ik in de toekomst met het volk van Israël zal sluiten-spreekt de Heer: In hun verstand zal ik mijn wetten leggen en in hun hart zal ik ze neerschrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.

Wie overwint komen al deze dingen toe. Ik zal zijn God zijn en hij zal mijn kind zijn.

Bij hen zal ik wonen; ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.

Dan zal ik voor elke stam van Israël een God zijn, dan is Israël mijn volk-spreekt de HEER.

Jullie zullen in het land wonen dat ik aan je voorouders gegeven heb, jullie zullen mijn volk zijn en ik zal jullie God zijn.

Dat deel zal ik louteren in het vuur: ik zal hen smelten als zilver en zuiveren als goud. Zij zullen mijn naam aanroepen en ik zal antwoorden. Ik zal zeggen: 'Dit is mijn volk, 'en zij zullen zeggen: 'De HEER is onze God.'

Gelukkig het volk dat zo mag leven, gelukkig het volk dat de HEER als God heeft.

Jullie zullen mijn volk zijn, en ik zal jullie God zijn.

Vandaag hebt u de HEER verzekerd dat hij uw God zal zijn, dat u de weg zult volgen die hij u wijst, en dat u zijn wetten, geboden en regels zult naleven en hem gehoorzaam zult zijn.

Maar dit is het verbond dat ik in de toekomst met Israël zal sluiten-spreekt de HEER: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij mijn volk.

Vanaf die dag zal het volk van Israël beseffen dat ik, de HEER, hun God ben,

Ik sluit een verbond met jou en met je nakomelingen, met alle komende generaties, een eeuwigdurend verbond: ik zal jouw God zijn en die van je nakomelingen.

Ze zullen beseffen dat ik, de HEER, hun God ben: ik heb hen over de hele wereld in ballingschap gestuurd en ik breng hen ook weer naar hun eigen land terug; ik zal niemand achterlaten.

Nee, ze keken reikhalzend uit naar een beter vaderland: het hemelse. Daarom schaamt God zich er niet voor hun God genoemd te worden en heeft hij voor hen een stad gereedgemaakt.