Gerelateerd aan Jeremia 24:6

Als jullie in dit land blijven, zal ik jullie opbouwen en niet afbreken, zal ik jullie planten en niet uitrukken, want ik heb spijt van het onheil waarmee ik jullie getroffen heb.

Dit zegt de HEER: Als er in Babel zeventig jaar voorbij zijn, zal ik naar jullie omzien. Dan zal ik mijn belofte gestand doen door jullie naar Jeruzalem te laten terugkeren.

Maar daarna zal ik mij opnieuw over hen ontfermen en ieder naar zijn eigen land en eigen bezit laten terugkeren.

Ik breng een keer in het lot van Juda en Israël en maak ze weer tot het volk van vroeger.

Ik zal er weer vreugde in vinden hen te zegenen en zal hen voorgoed in dit land planten. Met hart en ziel zal ik dat doen.

Want de Heer verliest de rechtvaardigen niet uit het oog en luistert naar hun gebeden, maar hij keert zich tegen wie kwaad doen.'

Ik zal de inwoners samenbrengen uit alle landen waarheen ik ze in mijn grote woede en toorn verdreven heb, ze terugbrengen naar deze stad en ze er in vrede laten wonen.

Nu, op deze dag, geef ik je gezag over alle koninkrijken en volken, om ze uit te rukken en te verwoesten, om ze te vernietigen en af te breken, op te bouwen en te planten.’

Het is een land waaraan de HEER, uw God, veel zorg besteedt en waarover hij waakt, het hele jaar door, van de eerste tot de laatste dag.

Mijn God, reken mij ten goede aan wat ik voor dit volk heb gedaan.

ik leid jullie weg bij die volken, ik breng jullie bijeen uit die landen en laat je naar je eigen land terugkeren.

Wat er nog van de schapen over is, zal ik bijeenbrengen uit alle landen waarheen ik ze verjaagd heb. Ik breng ze terug naar hun weide, ze zullen vruchtbaar zijn en in aantal toenemen.

(34:16) Het oog van de HEER rust op de rechtvaardigen, zijn oor luistert naar hun hulpgeroep.

Dan zingt hij het uit en zegt tegen ieder: "Ik heb gezondigd, wat recht is maakte ik krom, maar het werd mij niet aangerekend.

De HEER laat immers voortdurend zijn ogen over de aarde rondgaan en biedt iedereen hulp die hem met heel zijn hart is toegedaan. Maar dit keer hebt u verkeerd gehandeld, en daarom zal van nu af oorlog uw deel zijn.'

Want ik heb mij tegen deze stad gekeerd: ik zal haar niet redden, maar ten onder laten gaan-spreekt de HEER. Ze zal de koning van Babylonië in handen vallen en hij zal haar in vlammen doen opgaan.’

'Mensenkind, het zijn je eigen broeders en zusters, je verwanten en alle andere Israëlieten in ballingschap, tegen wie de inwoners van Jeruzalem zeggen: "Blijf waar je bent, ver verwijderd van de HEER, want aan ons is het land in eigendom gegeven!"

De ene keer zeg ik tegen een volk en een koninkrijk dat ik het zal uitrukken, verwoesten en ombrengen-