Gerelateerd aan Jeremia 1:18

God, de HEER, zal mij helpen, daarom word ik niet gekwetst en is mijn gezicht zo onbewogen als een rots, want ik weet dat ik niet beschaamd zal staan.

Ik maak jou voor dit volk tot een bronzen vestingmuur. Ze zullen je bestrijden, maar je niet overwinnen, want ik zal je ter zijde staan om je te beschermen en te redden- spreekt de HEER.

Daarom maak ik je even onbuigzaam als zij, en even koppig.

Ik maak jou tot een keurmeester, je toetst de handelwijze van mijn volk.

Ik daarentegen ben vervuld van kracht, ik heb de geest van de HEER, ik ben rechtvaardig en ik heb de moed om aan Jakob zijn wandaden bekend te maken, en aan Israël zijn zonde.

Besef daarom goed dat u in het land waarheen u wilt uitwijken, zult sterven door het zwaard, de honger en de pest.’

‘Dit zegt de HEER: Wie in deze stad blijven, zullen sterven door het zwaard, de honger en de pest, maar wie zich overgeven aan de Chaldeeën zullen het er levend afbrengen.

lever ik uit aan hun vijanden, die hun naar het leven staan. Hun lijken zullen ten prooi vallen aan roofvogels en wilde dieren.

‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Zeg tegen de koning van Juda, die jullie heeft gestuurd om mij te raadplegen, dat het leger van de farao, dat jullie te hulp komt, naar Egypte zal terugkeren.

Nadat de koning de rol met alles wat Jeremia aan Baruch had gedicteerd, verbrand had, richtte de HEER zich tot Jeremia:

Dit zegt de HEER, de God van Israël: Ik zal jullie dwingen je niet langer buiten, maar binnen de muren van de stad tegen de koning van Babylonië en de Chaldeeën te verdedigen.

Jeremia antwoordde: ‘Het is de HEER die mij gezonden heeft om te profeteren wat u over deze tempel en deze stad hebt gehoord.

Ook jij zult niet aan hem ontkomen, maar gevangengenomen worden en aan hem worden uitgeleverd. Je zult oog in oog met hem komen te staan en persoonlijk met hem spreken. Daarna word je naar Babel gevoerd.

Maar als u zich niet overgeeft aan de bevelhebbers van de koning van Babylonië, zal deze stad in handen van de Chaldeeën worden gegeven. Ze zullen haar in vlammen doen opgaan en u zult niet aan hen ontkomen.’

en hij nam hem mee naar Jezus. Jezus keek hem aan en zei: ‘Jij bent Simon, de zoon van Johannes, maar voortaan zul je Kefas heten’ (dat is Petrus, ‘rots’).