Gerelateerd aan Handelingen 10:41

Gerelateerd aan Handelingen 10:41

Johannes 14:22

Toen vroeg Judas (niet Judas Iskariot) aan Jezus: ‘Waarom zult u zich wel aan ons, maar niet aan de wereld bekendmaken, Heer?’
Gerelateerd aan Handelingen 10:41

Handelingen 10:39

Wij zijn de getuigen van alles wat hij gedaan heeft, in het land van de Joden en ook in Jeruzalem. Zeker, ze hebben hem gedood door hem aan een kruishout te hangen,
Gerelateerd aan Handelingen 10:41

Johannes 21:13

Jezus nam het brood en gaf hun ervan, en hij gaf hun ook vis.
Gerelateerd aan Handelingen 10:41

Johannes 14:17

de Geest van de waarheid. De wereld kan hem niet ontvangen, want ze ziet hem niet en kent hem niet. Jullie kennen hem wel, want hij woont in jullie en zal in jullie blijven.
Gerelateerd aan Handelingen 10:41

Johannes 15:16

Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie, en ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht. Wat je de Vader in mijn naam vraagt, zal hij je geven.
Gerelateerd aan Handelingen 10:41

Handelingen 13:31

gedurende ettelijke dagen is hij verschenen aan degenen die met hem van Galilea naar Jeruzalem waren getrokken en die nu onder het volk van hem getuigen.
Gerelateerd aan Handelingen 10:41

Handelingen 1:22

vanaf de doop door Johannes tot de dag waarop hij in de hemel werd opgenomen, samen met ons getuigen van zijn opstanding.’
Gerelateerd aan Handelingen 10:41

Johannes 20:1

Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria uit Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen van de opening van het graf was weggehaald.
Gerelateerd aan Handelingen 10:41

Lukas 24:30

Toen hij met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun.
Gerelateerd aan Handelingen 10:41

Handelingen 1:2

vanaf het begin tot aan de dag waarop hij in de hemel werd opgenomen, nadat hij de apostelen die hij door de heilige Geest had uitgekozen, had gezegd wat hun opdracht was.
Gerelateerd aan Handelingen 10:41

Lukas 24:41

Omdat ze het van vreugde nog niet konden geloven en stomverbaasd waren, vroeg hij hun: ‘Hebben jullie hier iets te eten?’