Gerelateerd aan Habakuk 2:18

Allen zijn ze dom en dwaas, wat ze moeten leren is dit: die nietige beelden zijn maar hout.

Wie op afgodsbeelden vertrouwt, tegen een godenbeeld zegt: ‘U bent onze god, ‘zal terugdeinzen en zich diep schamen.

Zoals u weet was u in de tijd dat u nog heidenen was volledig in de ban van goden die taal noch teken geven.

Orakels zijn bedrog en waarzeggers vertellen leugens: wat zij dromen komt niet uit, hun troost bestaat uit holle woorden. De mensen dolen rond als schapen, ontredderd, want een herder is er niet.

Hun goden zijn van zilver en goud, gemaakt door mensenhanden.

Mensen die godenbeelden maken zijn niets, en van hun dierbare maaksels valt niets te verwachten. De mensen die van deze goden getuigen, zien niets en weten niets, zij zullen beschaamd staan.

Goden van andere volken zijn van zilver en goud, gemaakt door mensenhanden.

Ze zeggen tegen een blok hout: “U bent onze vader, ”tegen een stuk steen: “U hebt ons gebaard.” Ze hebben mij de rug toegekeerd, ze kijken mij niet langer aan. Maar als ze in nood zijn, roepen ze: “Kom toch, red ons!”

De ambachtslieden met hun godenbeelden staan te schande en worden gehoond, ze worden samen te schande gemaakt.

De gebruiken van die volken zijn niets waard. Ze hakken een stuk hout in het bos, een ambachtsman bewerkt het met zijn beitel,

Verworven schatten worden tot kaf en wie ze vergaarde tot een vonk; samen zullen ze branden en niemand dooft het vuur.

Wat hebt u daarmee geoogst? Dingen waarvoor u zich nu schaamt, want ze leiden tot de dood.

Daar werd hij, terwijl hij neerknielde in de tempel van zijn god Nisroch, vermoord door zijn zonen Adrammelech en Sareser, die vervolgens naar Ararat wisten te ontkomen. Zijn zoon Esarhaddon volgde hem op.

Het beest werd gevangengenomen, samen met de valse profeet die in zijn bijzijn tekenen had verricht, waardoor hij iedereen had misleid die het merkteken van het beest droeg en zijn beeld aanbad. Levend werden ze in de vuurpoel met brandende zwavel gegooid.

Daar staat het menselijk verstand bij stil. De goudsmid schaamt zich voor zijn beelden. Zijn gietsels zijn niets, ze ademen niet,

Maar de Geest zegt nadrukkelijk dat in de eindtijd sommigen het geloof zullen verlaten, doordat ze luisteren naar dwaalgeesten en naar wat demonen hun leren.

Bel is gebroken, Nebo ligt geveld. Eens droegen jullie hen plechtig rond, maar nu zijn hun beelden voor de lastdieren, een zware last voor uitgeputte beesten.

Laten de ontkomen volken zich verzamelen, laat hen allen naderbij komen. Wie een houten godenbeeld ronddraagt, heeft geen verstand. Wie bidt er nu tot een god die niet redt?

‘Maak bekend onder alle volken, laat het horen, geef het door, houd het niet verborgen, maak bekend: Babel wordt veroverd, Bel wordt te schande gemaakt, Marduk is ten einde raad. Babels beelden staan te schande, zijn afgoden zijn radeloos.

De komst van de wetteloze mens is het werk van Satan en gaat gepaard met groot machtsvertoon en valse tekenen en wonderen,