Gerelateerd aan Genesis 26:24

Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.' Mozes bedekte zijn gezicht, want hij durfde niet naar God te kijken.

Enige tijd later richtte de HEER zich tot Abram in een visioen: ‘Wees niet bang, Abram: ikzelf zal jou als een schild beschermen. Je loon zal vorstelijk zijn.’

Ik sluit een verbond met jou en met je nakomelingen, met alle komende generaties, een eeuwigdurend verbond: ik zal jouw God zijn en die van je nakomelingen.

“Ik ben de God van je voorouders, de God van Abraham, Isaak en Jakob.” Bevend van schrik wendde Mozes zijn blik af.

Welnu, dit zegt de HEER, die jou schiep, Jakob, die jou vormde, Israël: Wees niet bang, want ik zal je vrijkopen, ik heb je bij je naam geroepen, je bent van mij!

Toen zei hij: ‘HEER, God van mijn meester Abraham, als u mijn meester Abraham genegen bent, laat het mij dan zo vergaan:

Van David. De HEER is mijn licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen? Bij de HEER is mijn leven veilig, voor wie zou ik bang zijn?

Toen ik hem zag viel ik als dood voor zijn voeten neer. Maar hij legde zijn rechterhand op me en zei: 'Wees niet bang. Ik ben de eerste en de laatste.

Ook zag hij de HEER bij zich staan, die zei: ‘Ik ben de HEER, de God van je voorvader Abraham en de God van Isaak. Het land waarop je nu ligt te slapen zal ik aan jou en je nakomelingen geven.

Luister naar mij, jullie die mijn gerechtigheid kennen, volk dat mijn wet in het hart draagt. Wees niet bang voor de hoon van mensen, stoor je niet aan hun spot.

En ik zal je zoveel nakomelingen geven als er stof op de aarde is: ze zullen even ontelbaar zijn als alle stofdeeltjes op de aarde.

zodat we vol vertrouwen kunnen zeggen: ‘De Heer is mijn helper, ik heb niets te vrezen. Wat zouden mensen mij kunnen doen?’

Vrees niet, kleine kudde, want jullie Vader heeft jullie het koninkrijk willen schenken.

“Ik ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.” Hij is geen God van doden, maar van levenden.’

Daar verscheen de HEER aan hem en zei: ‘Reis niet verder naar Egypte maar blijf hier wonen, in het land dat ik je aanwijs.

Dit zegt de HEER, die jou gemaakt heeft en al in de moederschoot gevormd, en die je ter zijde staat: Wees niet bang, mijn dienaar Jakob, Jesurun, die ik heb uitgekozen.

Voor de koorleider. Van de Korachieten. Op de wijs van De jonge vrouwen. Een lied. (46:2) God is voor ons een veilige schuilplaats, een betrouwbare hulp in de nood.

Daarna ging Abraham terug naar zijn knechten. Samen gingen ze weer op weg naar Berseba, en daar bleef Abraham wonen.

Wees niet bang, want ik ben bij je, vrees niet, want ik ben je God. Ik zal je sterken, ik zal je helpen, je steunen met mijn onoverwinnelijke rechterhand.

Want ik ben de HEER, je God, ik neem je bij je rechterhand en zeg je: Wees niet bang, ik zal je helpen.