Gerelateerd aan Genesis 17:3

Abraham boog zich diep neer, maar lachte en dacht: Hoe zou iemand van honderd nog een kind kunnen krijgen? En Sara, zou zij op haar negentigste nog een kind ter wereld kunnen brengen?

Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.' Mozes bedekte zijn gezicht, want hij durfde niet naar God te kijken.

in de vlam die van het altaar opschoot naar de hemel steeg de engel van de HEER op. Manoach en zijn vrouw zagen het gebeuren; ze vielen op hun knieën en bogen diep voorover.

Toen de leerlingen dit hoorden, wierpen ze zich neer en verborgen uit angst hun gezicht.

en ging hij samen met Mozes de ontmoetingstent binnen. Toen ze weer buitenkwamen, zegenden ze het volk. Daarop verscheen de majesteit van de HEER aan het verzamelde volk.

Zoals de boog die bij regen verschijnt in de wolken, zo zag die gloed eruit. Dit was de aanblik van de stralende verschijning van de HEER, en toen ik dit alles zag, wierp ik me voorover op de grond. Ik hoorde een stem

(17:10) 'Ga weg bij dit volk, dan zal ik het in een oogwenk vernietigen.' Toen wierpen zij zich ter aarde,

Alle Israëlieten zagen het, en allen vielen op hun knieën en riepen: 'De HEER is God, de HEER is God!'

Hierop wierpen ze zich ter aarde en zeiden: 'God, u die al wat leeft de levensadem schenkt, als ‚‚n mens zondigt, laat u uw toorn dan op het hele volk neerkomen?'

Hij kwam vlak bij me staan. Ik schrok en viel voorover. Hij zei: 'Begrijp, mensenkind, dat het visoen naar de tijd van het einde verwijst.'

Terwijl zij moordend rondtrokken bleef ik achter, en ik wierp me voorover op de grond en schreeuwde: 'Ach HEER, mijn God, gaat u, nu uw woede Jeruzalem treft, alle Israëlieten vernietigen die er nog zijn?'

Toen ik hem zag viel ik als dood voor zijn voeten neer. Maar hij legde zijn rechterhand op me en zei: 'Wees niet bang. Ik ben de eerste en de laatste.

Ik deed wat me gezegd was. Toen ik in het dal kwam stond daar de stralende verschijning van de HEER, die ik ook bij het Kebarkanaal gezien had, en weer wierp ik mij voorover op de grond.

Toen wierpen Mozes en Aäron zich ter aarde, ten overstaan van de voltallige gemeenschap van Israël.

De man antwoordde: 'Bij geen van beide, ik ben de aanvoerder van het leger van de HEER. Daarom ben ik hier.' Jozua viel op zijn knieën, boog diep voorover en vroeg hem: 'Mijn heer, ik ben uw dienaar, wat beveelt u mij?'

Ik hoorde zijn stem, maar zodra ik die hoorde verloor ik het bewustzijn en viel voorover op de grond.