Gerelateerd aan Amos 1:1

Maar Amos antwoordde Amasja: 'Ik ben helemaal geen profeet, en ook geen profetenleerling. Ik ben veeboer en vijgenteler.

Hij liet uit Tekoa een wijze vrouw komen en zei tegen haar: 'Doe alsof u in de rouw bent: trek een rouwkleed aan, wrijf u niet in met olie en gedraag u als een vrouw die al vele jaren om een dode treurt.

Jullie zullen wegvluchten, het dal in tussen die twee bergketens die zullen reiken tot aan Asel, zoals jullie ook gevlucht zijn bij de aardbeving in de tijd dat koning Uzzia regeerde over Juda. En de HEER, mijn God, zal verschijnen met al de zijnen.

Het volk van Juda riep Amasja's zestien jaar oude zoon Azarja tot opvolger van zijn vader uit.

Het volk van Juda riep Amasja's zestien jaar oude zoon Uzzia tot opvolger van zijn vader uit.

Dit zijn de visioenen die Jesaja, de zoon van Amos, over Juda en Jeruzalem gezien heeft, toen Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia in Juda regeerden.

Betlehem, Etam, Tekoa,

Vlucht, volk van Benjamin, vlucht uit Jeruzalem! Blaas de ramshoorn in Tekoa, geef vuursignalen boven Bet-Hakkerem. Onheil dreigt uit het noorden, alles stort ineen.

Zijn keuze viel op David, zijn dienaar, hij riep hem weg bij de schapen,

De volgende morgen vroeg gingen ze op weg naar de woestijn van Tekoa. Bij hun vertrek trad Josafat naar voren en sprak hen als volgt toe: 'Juda en Jeruzalem, luister! Vertrouw op de HEER, uw God, en u zult standhouden, vertrouw op zijn profeten en uw welslagen is verzekerd.'

Dit zijn de woorden die de HEER richtte tot Hosea, de zoon van Beëri, toen Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia in Juda regeerden, en Jerobeam, de zoon van Joas, koning was in Israël.

Hier volgen de woorden van Jeremia, de zoon van Chilkia, afkomstig uit een priestergeslacht uit Anatot in het gebied van Benjamin.

Elia ging weg van de Horeb. Toen hij Elisa, de zoon van Safat, aantrof was deze aan het ploegen. Ze waren aan het werk met twaalf span ossen; Elisa liep achter het twaalfde span. Elia liep op hem af en gooide zijn mantel over hem heen.

Als je dit alles tegen hen zegt, zullen ze niet naar je luisteren; als je hen roept, zullen ze niet antwoorden.

Toen hij langs het meer liep, zag hij twee broers, Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas. Ze wierpen hun net uit in het meer, het waren vissers.

Jerobeam, de zoon van Joas, werd koning van Israël in het vijftiende regeringsjaar van koning Amasja van Juda, de zoon van Joas. Eenenveertig jaar regeerde hij in Samaria.

De offerhoogten van Isaaks volk zullen worden verwoest, de heiligdommen van Israël zullen in puin vallen, en ik zal het huis van Jerobeam treffen met het zwaard.'

Maar wat in de ogen van de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat in de ogen van de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om de sterken te beschamen;

Dit zijn de woorden die de HEER richtte tot Micha uit Moreset, toen Jotam, Achaz en Hizkia in Juda regeerden; het visioen dat hij zag over Samaria en Jeruzalem.

Asaf verwekte Josafat, Josafat verwekte Joram, Joram verwekte Uzzia,