Gerelateerd aan 2 Kronieken 26:16

Jechizkia was echter zo hoogmoedig geworden dat hij zich niet dankbaar toonde voor de weldaad die hem was bewezen. Zo riep hij Gods toorn over zich af, en ook over heel Juda en Jeruzalem.

U zegt bij uzelf: Kijk, ik heb Edom verslagen, en in uw overmoed hunkert u naar nog meer roem. Maar ik zeg u: Blijf waar u bent. Waarom zou u uzelf in het ongeluk storten en Juda meesleuren in uw val?'

Hooghartigheid gaat vooraf aan ellende, hoogmoed komt voor de val.

En dan zou u bij uzelf denken: Al die voorspoed hebben we op eigen kracht verworven!?

Wie niet oprecht is kwijnt weg, maar de rechtvaardige zal leven door zijn trouw.

mag u daardoor niet hoogmoedig worden en de HEER, uw God, vergeten. Was hij het niet die u uit de slavernij in Egypte bevrijdde;

Hij legde het bergland voor hen open, de oogst van het land viel hun in de schoot. Hij laafde hen met honing uit de rotsen, met olijfolie uit steenharde rots,

U hebt Edom verslagen, dat is waar, maar nu bent u overmoedig geworden. Gedraag u waardig en blijf waar u bent. Waarom zou u uzelf in het ongeluk storten en Juda meesleuren in uw val?'

doe er gloeiende kolen in en leg daar reukwerk op voor de HEER. Degene die dan door de HEER wordt uitgekozen, die is heilig. U matigt u te veel aan, Levieten.'

Iedereen nam een vuurbak, deed er gloeiende kolen in, legde daar reukwerk op en stelde zich bij de ingang van de ontmoetingstent op, net als Mozes en Aäron.

Toen kwam er een felle vlam uit het heiligdom, die de tweehonderdvijftig mannen die het reukwerk geofferd hadden dodelijk trof.

(1-2) De Leviet Korach, de zoon van Jishar, de zoon van Kehat, en de Rubenieten Datan en Abiram, de zonen van Eliab, en On, de zoon van Pelet, kwamen tegen Mozes in opstand. Ze werden gesteund door tweehonderdvijftig leiders van de Israëlieten, achtenswaardige mannen, de aanzienlijkste van de gemeenschap.

Op de vijftiende dag van de achtste maand, de datum die Jerobeam eigenmachtig had vastgesteld als feestdag voor de Israëlieten, besteeg hij de treden naar het altaar dat hij in Betel had laten maken, om er een offer te ontsteken.

Laat u niet veroordelen door mensen die opgaan in zelfvernedering en engelenverering, zich verdiepen in visioenen of zich laten voorstaan op eigen bedenksels.

Toen koning Achaz uit Damascus terugkeerde, nam hij het altaar in ogenschouw, liep ernaartoe en besteeg de treden.