Gerelateerd aan 2 Kronieken 3:1

De engel van de HEER droeg Gad op tegen David te zeggen dat hij naar de dorsvloer van de Jebusiet Ornan moest gaan om daar een altaar voor de HEER op te richten.

Abraham noemde die plaats ‘De HEER zal erin voorzien’. Vandaar dat men tot op de dag van vandaag zegt: ‘Op de berg van de HEER zal erin voorzien worden.’

‘Roep je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt, Isaak, en ga met hem naar het gebied waarin de Moria ligt. Daar moet je hem offeren op een berg die ik je wijzen zal.’

In het vierhonderdtachtigste jaar na de uittocht van de Israëlieten uit Egypte, in het vierde jaar van zijn regering over Israël, in de maand ziw, de tweede maand, begon koning Salomo met de bouw van de tempel.

Diezelfde dag kwam Gad bij David en zei tegen hem: 'Ga naar de dorsvloer van de Jebusiet Arauna en richt daar voor de HEER een altaar op.'

Hij verklaarde: 'Dit is de verblijfplaats van God, de HEER. Dit is voor Israël het brandofferaltaar.'