Gerelateerd aan 1 Thessalonicensen 2:5

Geld of kleding heb ik van niemand verlangd;

God, die ik door de verkondiging van het evangelie over zijn Zoon vol overgave dien, is mijn getuige dat ik u onophoudelijk in mijn gebeden noem.

Is er ook maar iemand die ik naar u heb toegestuurd om u uit te buiten?

Hoed Gods kudde waarvoor u de verantwoordelijkheid hebt, houd goed toezicht-niet gedwongen maar vrijwillig, zoals God dat wil, en niet om er zelf beter van te worden maar met belangeloze toewijding.

Toon uw genegenheid voor ons. Wij hebben niemand onrecht aangedaan, niemand te gronde gericht, niemand uitgebuit.

want met loos gebral en schaamteloze uitspattingen verleiden ze hen die zich nog maar net hebben losgemaakt van degenen die dwalen.

Hun ogen zijn voortdurend op zoek naar overspel en ze zondigen onophoudelijk, ze verleiden onstandvastige zielen en zijn een en al hebzucht. Vervloekt zijn ze!

Een opziener moet als beheerder van Gods huis onberispelijk zijn: hij mag niet eigenzinnig optreden, niet driftig zijn, niet te veel drinken, niet gewelddadig zijn en niet hebzuchtig;

goud en zilver, edelstenen en parels, linnen, purperen stoffen, zijde, scharlaken stoffen, cipressenhout, allerlei voorwerpen van ivoor en van dure houtsoorten, van brons, ijzer en marmer,

U kunt getuigen, en God zelf, hoe toegewijd, hoe oprecht en zuiver we bij u, die tot geloof gekomen bent, hebben geleefd.

God is mijn getuige dat ik u de waarheid schrijf.

Gedreven door hebzucht zullen ze u bedriegen met misleidende verhalen, maar hun vonnis is allang geveld, hun ondergang laat niet op zich wachten.

Omdat ik één ben met Christus spreek ik de waarheid, en mijn geweten, geleid door de heilige Geest, is mijn getuige dat ik niet lieg:

Wie kwaadspreekt haat zijn slachtoffers, een vleier wil hun ondergang.

Integendeel, we hebben ons afgekeerd van heimelijke lafheid: we gaan niet sluw te werk, vervalsen het woord van God niet, maar maken de waarheid openlijk bekend. Zo bevelen we ons ten overstaan van God aan bij ieders geweten.

Het zou beter zijn als een van jullie de tempeldeuren zou sluiten en jullie het vuur op mijn altaar niet langer zouden aansteken, want dat is toch zinloos. Ik wijs jullie af-zegt de HEER van de hemelse machten-en de offers die jullie brengen aanvaard ik niet.

Tegen de zieners zeggen zij: ‘Voor ons geen visioenen!’ en tegen de schouwers: ‘Schouw niet naar waarheid. Spreek leugens tegen ons en valse profetieën.

(12:3) Ze beliegen elkaar allemaal, vals en verraderlijk is hun woord.

Wie een ander terechtwijst, zal uiteindelijk waardering krijgen, meer dan iemand die een ander vleit.

Daarom geef ik hun vrouwen weg, hun akkers geef ik aan veroveraars. Want iedereen, van groot tot klein, is op eigen voordeel uit, van profeet tot priester, ieder pleegt bedrog.