Gerelateerd aan 1 Samuel 8:5-7

Wanneer u in het land gekomen bent dat de HEER, uw God, u zal geven en u het in bezit hebt genomen en er woont, zegt u misschien: ‘Laten we een koning aanstellen, net zoals de volken om ons heen.’

Daarna vroeg het volk om een koning, en God gaf hun Saul, de zoon van Kis, een man uit de stam Benjamin, die veertig jaar regeerde.

Het volk trok zich niets van Samuëls woorden aan en zei: 'Nee, we willen een koning en anders niet!

Waar is die koning van je nu? Hij zou je toch redden, je steden beschermen? En je heersers? Je hebt toch om een koning en om leiders gevraagd?

Het is toch de tijd van de tarweoogst? Ik zal de HEER aanroepen en hij zal het laten onweren en regenen. Dan zult u eindelijk inzien dat de HEER het volstrekt ontoelaatbaar vindt dat u om een koning hebt gevraagd.'

Samuël vond het ontoelaatbaar dat ze om een koning vroegen. Daarom richtte hij een gebed tot de HEER,

Ik zie hen vanaf de top van de rotsen, ik neem hen waar vanaf de heuvels, een volk dat afgezonderd leeft, zich niet verbindt met andere naties.

'Ik betreur het dat ik Saul koning heb gemaakt, want hij heeft mij de rug toegekeerd en doet niet wat ik hem heb opgedragen.' Samuël werd boos en schreeuwde het de hele nacht uit tegen de HEER.

Komt een van u wijsheid tekort? Vraag God erom en hij, die aan iedereen geeft, zonder voorbehoud en zonder verwijt, zal u wijsheid geven.

Het is toch de tijd van de tarweoogst? Ik zal de HEER aanroepen en hij zal het laten onweren en regenen. Dan zult u eindelijk inzien dat de HEER het volstrekt ontoelaatbaar vindt dat u om een koning hebt gevraagd.'

Hierop wierpen ze zich ter aarde en zeiden: 'God, u die al wat leeft de levensadem schenkt, als ‚‚n mens zondigt, laat u uw toorn dan op het hele volk neerkomen?'

Schenk hun vergeving voor die zonde. Wilt u dat niet, schrap mij dan maar uit het boek dat u geschreven hebt.'

Zodra ik dit hoorde, scheurde ik mijn kleren en mijn mantel. Ik trok het haar uit mijn hoofd en mijn baard, en ging zitten, verbijsterd.

De schriftgeleerden en de Farizeeën raakten bijna buiten zinnen en begonnen onderling te overleggen wat ze met Jezus zouden doen.

Tegen Aäron zei hij: 'Wat heeft dit volk je misdaan, dat je zo'n zware schuld op hen geladen hebt?'

Toen werd Mozes woedend. 'Schenk geen aandacht aan hun offer, 'zei hij tegen de HEER. 'Niemand van hen heb ik ook maar een ezel afgenomen, niemand van hen heb ik kwaad gedaan.'

(17:11) en Mozes zei tegen Aäron: 'Neem een vuurbak, doe er gloeiende kolen van het altaar in, leg daar reukwerk op en ga zo snel mogelijk naar het volk. Bewerk verzoening voor hen, want de toorn van de HEER is ontbrand, de plaag is al begonnen.'

Wees over niets bezorgd, maar vraag God wat u nodig hebt en dank hem in al uw gebeden.

Ik bid voor hen, maar mijn liefde roept vijandschap op,

Maar nu hebben jullie je God, die jullie steeds uit alle rampspoed en ellende heeft gered, verworpen en vragen jullie hem of hij een koning over jullie aanstelt. Welnu, stel je op voor de HEER per stam en per familie.'