SV
9Wat dan? Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet; want wij hebben te voren beschuldigd beiden Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde zijn;
10Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet een;
11Er is niemand, die verstandig is, er is niemand, die God zoekt.
12Allen zijn zij afgeweken, te zamen zijn zij onnut geworden; er is niemand, die goed doet, er is ook niet tot een toe.
13Hun keel is een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hun lippen.
14Welker mond vol is van vervloeking en bitterheid;
15Hun voeten zijn snel om bloed te vergieten;
16Vernieling en ellendigheid is in hun wegen;
17En den weg des vredes hebben zij niet gekend.
18Er is geen vreze Gods voor hun ogen.
Deze bijbeltekst is ontleend aan aan de Staten Vertaling van 1637