Gerelateerd aan Psalmen 34:19-20

(34:18) De HEER hoort de kreten van de rechtvaardigen, hij bevrijdt hen uit de nood,

Geliefde broeders en zusters, wees niet verbaasd over de vuurproef die u ondergaat; er overkomt u niets uitzonderlijks.

(34:5) Ik zocht de HEER en hij gaf antwoord, hij heeft mij van alle angst bevrijd.

en je hebt hetzelfde lijden en dezelfde vervolgingen ondergaan die mij in Antiochië, Ikonium en Lystra hebben getroffen. Ik heb ze allemaal doorstaan, de Heer heeft mij steeds weer gered.

De geringe last die we tijdelijk te dragen hebben, brengt ons een eeuwige luister, die alles omvat en alles overtreft.

(34:7) In mijn verdrukking riep ik tot de HEER, hij heeft geluisterd en mij uit de nood gered.

Een rechtvaardige komt zevenmaal ten val, maar telkens staat hij op. Een goddeloze struikelt door zijn slechte daden, en komt voorgoed ten val.

Ik heb dit gezegd opdat jullie vrede vinden bij mij. Jullie zullen het zwaar te verduren krijgen in de wereld, maar houd moed: ik heb de wereld overwonnen.’

Zesmaal zal hij je redden in gevaar, ook de zevende maal zal je niets overkomen.

U hebt mij doen zien veel ellende en nood-laat mij nu herleven, laat mij herrijzen uit de diepten van de aarde.

Zijn zij dienaren van Christus? Ik ben zo gek dat ik durf te zeggen: ik nog meer. Ik heb harder gezwoegd, heb vaker gevangen gezeten, heb veel meer lijfstraffen ondergaan, ben vaker in doodsgevaar geweest.

zodat u zich niet uit het veld zou laten slaan door de tegenspoed die u ondervindt. U weet tenslotte zelf dat wij die moeten ondergaan.

De HEER zegende Job in zijn latere leven nog meer dan in zijn vroegere, en zo kreeg Job veertienduizend schapen en geiten, zesduizend kamelen, duizend span runderen en duizend ezelinnen.

die door hun geloof koninkrijken overwonnen, gerechtigheid lieten gelden, en kregen wat hun beloofd was; die leeuwen de muil toeklemden,

Maar wij zijn slechts een aarden pot voor deze schat; het moet duidelijk zijn dat onze overweldigende kracht niet van onszelf komt, maar van God.

Ze bemoedigden de leerlingen en spoorden hen aan te volharden in het geloof, maar wezen hun erop ‘dat wij pas na veel beproevingen het koninkrijk van God binnen kunnen gaan’.

Neem een voorbeeld aan het geduldige lijden van de profeten die in de naam van de Heer spraken.

Ik antwoordde: 'U weet het zelf, heer.' Hij zei tegen me: 'Dat zijn degenen die uit de grote verschrikkingen gekomen zijn. Ze hebben hun kleren wit gewassen met het bloed van het lam.

En nu ben ik het onderwerp van hun spotlied, het mikpunt van hun lasterpraat.

Zo ging de Schrift in vervulling: ‘Geen van zijn beenderen zal verbrijzeld worden.’