Gerelateerd aan 2 Kronieken 35:4, 15

Hij stelde het dienstrooster in werking dat zijn vader David had opgesteld voor de afdelingen van de priesters en voor de Levieten die tot taak hadden de lofzang ten gehore te brengen en de priesters bij de eredienst behulpzaam te zijn. Ook de poortwachters voor de verschillende poorten liet hij volgens wachtdienst aantreden, alles overeenkomstig de voorschriften van David, de man van God.

Toen David oud was geworden en zijn levenseinde naderde, riep hij zijn zoon Salomo tot koning van Israël uit.

Verder woonden er de priesters Jedaja, Jojarib, Jachin,

De nakomelingen van Aäron, ingedeeld in afdelingen: Zonen van Aäron: Nadab en Abihu, Eleazar en Itamar.

De priesters: Jedaja, de zoon van Jojarib, Jachin,

Net zoals hun verwanten deden ook de poortwachters, in afdelingen ingedeeld naar hun hoofdmannen, bij toerbeurt dienst bij de tempel van de HEER.

De nakomelingen van Asaf, Heman en Jedutun werden door David en de hoofden van de eredienst van de gewone taken vrijgesteld om de lofliederen te zingen onder begeleiding van lieren, harpen en cimbalen. Hier volgt de lijst van de mannen die deze taak moesten verrichten:

De poortwachters waren Sallum, Akkub, Talmon en Achiman. (Sallum, die familie was van de drie anderen, was de belangrijkste.

Hij stelde de Levieten met cimbalen, lieren en harpen op in de tempel van de HEER, naar het voorschrift van David, van Gad, de ziener van de koning, en van de profeet Natan (het voorschrift dat door de HEER bij monde van zijn profeten kenbaar gemaakt was),

vierduizend als poortwachters en vierduizend kregen tot taak de lofzang voor de HEER te begeleiden 'op, 'zoals David zei, 'de instrumenten die ik voor dat doel heb laten maken.'

Een kunstig lied van Asaf. Luister, mijn volk, naar wat ik leer, hoor de woorden uit mijn mond.

Een psalm van Asaf. God, vreemde volken hebben uw land bezet, uw heilige tempel geschonden en Jeruzalem in puin veranderd.

Voor de koorleider. Op de wijs van Jedutun. Van Asaf, een psalm. (77:2) Luid roep ik God, ik schreeuw het uit, luid roep ik God-dat hij mij hoort.

Heman en Jedutun en andere officieel benoemde personen moesten daar de HEER loven met de woorden: 'Eeuwig duurt zijn trouw.'