SV
11Onze mond is opengedaan tegen u, o Korinthiers, ons hart is uitgebreid.
12Gij zijt niet nauw in ons, maar gij zijt nauw in uw ingewanden.
13Nu, om dezelfde vergelding te doen,, ik spreek als tot mijn kinderen) zo wordt gij ook uitgebreid.
14Trekt niet een ander juk aan met de ongelovigen; want wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid, en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis?
Deze bijbeltekst is ontleend aan aan de Staten Vertaling van 1637