Gerelateerd aan 1 Kronieken 21:18-19

Toen begon Salomo met de bouw van de tempel voor de HEER, in Jeruzalem, op de berg Moria, waar zijn vader David een verschijning had gehad, op de dorsvloer van de Jebusiet Ornan die David als bouwplaats had aangewezen.

God stuurde zijn engel ook naar Jeruzalem om daar dood en verderf te zaaien, maar toen hij het onheil zag dat werd aangericht, begon hij het te betreuren. 'Genoeg!' zei hij tegen de engel. 'Laat je hand zakken!' De engel van de HEER stond bij het bergterras waar de Jebusiet Ornan zijn graan dorste.

Diezelfde dag kwam Gad bij David en zei tegen hem: 'Ga naar de dorsvloer van de Jebusiet Arauna en richt daar voor de HEER een altaar op.'

Een engel van de Heer zei tegen Filippus: ‘Ga tegen de middag naar de verlaten weg van Jeruzalem naar Gaza.’

Gad ging naar David en zei tegen hem: 'Dit zegt de HEER: Alsjeblieft, wat heb je liever?

Elisa stuurde iemand naar buiten om hem te zeggen: 'Baad u zevenmaal in de Jordaan, dan zal uw huid weer gezond worden en zult u weer rein zijn.'

Daarop sprak zijn moeder de bedienden aan: ‘Doe maar wat hij jullie zegt, wat het ook is.’

Maar sta nu op en ga de stad in, daar zal je gezegd worden wat je moet doen.’