SV
18Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk van dezelve in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft.
19Waren zij alle maar een lid, waar zou het lichaam zijn?
20Maar nu zijn er wel vele leden, doch maar een lichaam.
21En het oog kan niet zeggen tot de hand: Ik heb u niet van node; of wederom het hoofd tot de voeten: Ik heb u niet van node.
22Ja veeleer, de leden, die ons dunken de zwakste des lichaams te zijn, die zijn nodig.
Deze bijbeltekst is ontleend aan aan de Staten Vertaling van 1637