Gerelateerd aan 1 Koningen 12:28

Nu al zijn ze afgeweken van de weg die ik hun gewezen heb. Ze hebben een stierenbeeld gemaakt, hebben daarvoor neergeknield, er offers aan gebracht en gezegd: "Isra ël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!"'

Ze veronachtzaamden alle geboden van de HEER, hun God. Ze goten twee beelden in de vorm van een stierkalf en maakten een Asjerapaal. Ze aanbaden de hemellichamen en dienden Baäl.

Alles wat ze hem brachten smolt hij om en hij goot er een beeld van in de vorm van een stierkalf. Het volk riep uit: 'Isra ël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!'

maar hij brak niet met de zondige praktijken van Jerobeam, de zoon van Nebat, die de Israëlieten tot zonde had aangezet, want de gouden stierenbeelden in Betel en Dan liet hij ongemoeid.

Jerobeam had namelijk zelf priesters aangesteld voor de offerplaatsen en voor de bokken, en ook voor de stierenbeelden die hij had laten maken.

Ze hebben een koning aangesteld, maar buiten mij om, leiders gekozen zonder mij erin te kennen. Van hun zilver en goud hebben ze godenbeelden gemaakt, maar voor niets.

Laten we verstandig handelen en voorkomen dat dit volk nog groter wordt. Want stel dat er oorlog uitbreekt en zij zich aansluiten bij onze vijanden, de strijd tegen ons aanbinden en uit het land wegtrekken!'

Tegen de zieners zeggen zij: ‘Voor ons geen visioenen!’ en tegen de schouwers: ‘Schouw niet naar waarheid. Spreek leugens tegen ons en valse profetieën.

Het volk van Samaria verkeert in zorg, is in de rouw om dat stierkalf in Betel, en zijn priesters schreeuwen het uit omdat zijn glorie vervliegt:

Wee jullie, koppige kinderen-spreekt de HEER -,die plannen uitvoeren tegen mijn wil, verdragen sluiten tegen mijn zin en zo zonde op zonde stapelen;

Maar hij legde de raad van de oudsten naast zich neer en raadpleegde de jongemannen die met hem waren opgegroeid en die hem nu ter zijde stonden:

Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde.

Mij droeg de HEER toen op om u de wetten en regels te leren die u moet nakomen in het land aan de overkant, dat u in bezit zult nemen.

Ze beloven vrijheid, maar zijn zelf slaven van het verderf, want waar men door beheerst wordt, daarvan is men slaaf.